Hoe word je bierschrijver?
Aandacht voor bijzonder bier: dat veronderstelt een zekere fascinatie. Maar waar komt die fascinatie vandaan? Vind je het leuk om het verhaal te horen hoe die interesse voor bier van mij zich heeft ontwikkeld?
Een slokje proeven
Mijn vroegste bierherinnering dateert uit de tijd dat ik nog heel klein was. Van ons regelmatige bezoek aan mijn overgrootmoeder in Neurenberg, de stad waar ook mijn moeder geboren is. Haar jongere zus, mijn tante Carola was dan ook altijd van de partij. En zij was indertijd een liefhebster van een goed glas bier. Geen bitter pils, maar een einfaches Helles of een Weizen.
Ik moet toen een jaar of vijf geweest zijn. Nieuwsgierig als ik toen al was, wilde ik een slokje van tante proeven. Dat mocht. (Het was een tijd waarin, laten we zeggen… ánders werd gedacht.) Hoe het smaakte? Eerder spannend dan lekker, veronderstel ik.
Dat proeven werd een soort van ritueel. In mijn herinnering is er een beeld van een heel klein bierkruikje, van doorzichtig glas met een handvat. Daar schonk tante Carola een klein beetje van haar bier in. Zoals ook haar ooms hadden gedaan voor mijn tante toen zij een jaar of vijf was. Want zo oud was dat glaasje al.
In die tijd moet het zaadje zijn gaan kiemen van het besef dat niet al het bier pils is.
De eerste stappen
Meer in de jaren des onderscheids deed ik mijn eerste bewuste stappen op de ontdekkingstocht in het wonderbaarlijke universum van het bier. En die geschiedden clandestien.
Regelmatig was er op het gymnasium dat ik in Leeuwarden bezocht, een schoolfuif. Vrij van toezicht nam ik met een paar klasgenoten op zulke avonden de mogelijkheid te baat een bezoekje te brengen aan een café. Schielijk vonden we onze weg naar de toog van De Stroohoed, het vermaarde biercafé aan de Eewal. (Op internet vind ik een bericht dat het nog steeds bestaat, grondig wordt verbouwd en binnenkort weer open gaat…) Van mijn zakgeld kocht ik niet een pils, maar een Hoegaarden Wit. Dat werd toen, in de tweede helft van de jaren ’80, ‘gewoon’ getapt voor een vijftien-, zestienjarige van iets meer dan gemiddelde lengte.
Daar in De Stroohoed werd het fundament gelegd voor mijn ‘biergeheugen’. Het was de tijd dat de speciaalbier-renaissance in Nederland begon te ontspruiten. De Stroohoed was voorzien van een uitgebreide bierkaart, waarop heel wat te proberen viel. Ik herinner me dat ik in de eindexamenklas Bellevue Geuze ontdekte. Maar ook de bieren van Westmalle, Chimay en Rochefort. En ik leerde het pils waarderen, zoals ze het in De Stroohoed tapten: koel, vers Heineken en met zo’n schuimkraag waar je letterlijk een stuiver op kon leggen.
Vanaf mijn zestiende jaar was ook van huis uit een biertje toegestaan in het weekeinde. De speciaalbieren van Hertog Jan (bij mijn ouders staat nog steeds een bokaalglas in de kast van die brouwerij, een Sinterklaascadeautje dat ik kreeg), Kriek van Bellevue of St Louis (wat ik beduidend minder vond smaken dan het product van de Brusselse brouwersfamilie VandenStock), bieren van brouwerij Ûs Heit, Ridderbier uit Maastricht (wat is er van dat biermerk geworden?)
In mijn studententijd in Groningen kreeg ik de smaak van Duvel te pakken. Het gevoel van vrijheid: op maandagavond naar het café om met vrienden bij te kletsen onder het genot van een Duveltje. Gewoon, omdat het kan.
Autodidactisch leren bierdrinken
Naar De Stroohoed bleef ik terugkeren. Een geschikte ontmoetingsplek met voormalige klasgenoten, de comfort zone op loopafstand van mijn ouderlijk huis aan een van de Leeuwarder grachten. De plek waar ik mezelf autodidactisch leerde bierdrinken: eerst iets lichts en naar believen steeds een trapje zwaarder. Soms vrolijk aangeschoten, maar altijd op een manier waarvan ik kon navertellen hoe ik in mijn bed was gerold. Waar ik af en toe ontwaakte met een fikse kater.
Proeven, ontdekken, bij voorkeur kiezen voor een bier dat ik nog niet ken. Een Tripel in het Groningse café De Souffleur, toen het nog uitgebaat werd door Luuk Verpaalen. Een bolleke De Koninck bij Café Mulder, mijn eerste Westvleteren in Het Wapen van Brussel toen dat nog bestond. De ‘biermuur’ van Slijterij Van Erp, eveneens in het hart van de stad Groningen, waar ik onder meer kennis maakte met Aecht Schlenkerla Rauchbier uit Bamberg: bijzonder, zeg maar…
Professioneel schrijven over bier
Het idee om het ontdekken van bier, er iets van te vinden, verhalen erover te gaan vertellen professioneel in te steken, is pas in de laatste anderhalf jaar gerijpt. Het was Onno Kleyn die het zaadje voor dit idee plantte. Ik had een artikel geschreven over mijn favoriete bier tijdens de cursus Culinair Schrijven die ik herfst 2014 bij hem volgde. Het zette de lekkerste schrijver van Nederland aan tot enthousiasme, en om me te betitelen als ‘ware schrijfduivel’. Het was waarschijnlijk ook mede een aanleiding voor mijn eerste serieuze betaalde bierschrijf-opdracht.
Een biergeheugen van een slordige dertig jaar. Een globale notie hoe bier wordt gemaakt. Maar niet in staat uit te leggen hoe een tripel wordt gemaakt. Al schrijvend over bier werd ik me bewust van de hiaten in mijn kennis over bier. Vandaar mijn besluit me aan te melden bij de Stichting Bieropleiding Nederland (StiBON) voor de cursus ‘Basiskennis Bier’ in het najaar van 2015. De eerste stap op een reis die er uiteindelijk in zou kunnen cumuleren dat ik me biersommelier mag noemen. Hoever ik dat pad volg? Dat ligt nog in de schoot van de toekomst verborgen. Voor het bierexamen van ‘Basiskennis Bier’ ben ik in ieder geval ruim geslaagd.
Maar wat waarschijnlijk nooit veranderen zal: je doet me altijd een plezier met een goed glas bier.
Aandacht voor bijzonder bier
Op zoek naar verhalen over vakkundig gemaakt en smaakvol bier, en geïnspireerde brouwers. En die delen met liefhebbers in Nederland. Zodat ze nieuwsgierig worden en dat bier willen proberen, kopen. Wat uiteindelijk resulteert in een mogelijkheid tot groei voor de ondernemers die het brouwen. Met hetzelfde prikkelende enthousiasme, dat je vindt in het koolzuur van een levendig bier. Dat is wat de Bierschrijver gaat doen.
Ik heb jouw stuk met plezier gelezen.